Molen it Swaantsje
Molen Het Zwaantje is een historische korenmolen gelegen in het Friese dorp Nijemirdum, Nederland. Deze molen is een karakteristieke stellingmolen, wat betekent dat hij op een verhoogd platform staat, zodat de wieken vrij kunnen draaien boven de omringende bebouwing en bomen. Hier zijn enkele details over deze bijzondere molen:
Geschiedenis
- Bouwjaar: Het Zwaantje werd oorspronkelijk gebouwd in 1863.
- Gebruik: De molen diende voornamelijk als korenmolen, waar graan werd gemalen tot meel.
- Eigenaar: De molen is eigendom van Stichting De Fryske Mole, een stichting die zich inzet voor het behoud van Friese molens.
- Restauraties: De molen is meerdere malen gerestaureerd, met grote restauraties in de jaren 1960 en 1990, om hem in werkende staat te behouden.
Architectuur en Functie
- Type: Het Zwaantje is een stellingmolen, wat betekent dat er een stelling (omloop) op de molen is geplaatst om de wieken op hoogte te bedienen.
- Maalwerk: De molen beschikt over maalstenen die worden aangedreven door windenergie, en werd gebruikt voor het malen van verschillende soorten graan.
Moderne Gebruiken
- Huidige Status: Tegenwoordig is de molen nog steeds maalvaardig en wordt hij vaak in bedrijf gesteld voor demonstraties en educatieve doeleinden.
- Toegankelijkheid: Het Zwaantje is toegankelijk voor bezoekers, die de molen kunnen bezichtigen en meer kunnen leren over de werking en geschiedenis van de molen.
- Evenementen: De molen speelt ook een rol in lokale evenementen en is een belangrijk cultureel en historisch herkenningspunt in de regio.
Culturele Betekenis
Het Zwaantje is een waardevol onderdeel van het Friese culturele erfgoed. Het draagt bij aan de lokale identiteit en trekt bezoekers die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis en de werking van traditionele windmolens.
Bezoek aan Het Zwaantje biedt een inzicht in de traditionele molentechnieken en een blik op de agrarische geschiedenis van Friesland. De molen blijft een symbool van de rijke geschiedenis en het behoud van cultureel erfgoed in Nederland.
In ’t Dorpshuis.
Alvorens de ingebruikname plaats vond, werden alle genodigden gastvrij onthaald in het Dorpshuis te Nijemirdum alwaar ook de toespraken onder het genot van koffie met koek konden worden aangehoord.
Met name voorzitter jhr. Van Eysinga haalde heel wat bijzonderheden op over de historie en het restauratieverloop. Verderop in dit artikel komen we daar nader op terug. Ook plaatsen we een overzicht dat kan ‘dienen als aanvulling op de gegevens zoals die voorkomen in het Fries Molenboek blz. 248/249.
Terwijl buiten de gepavoiseerde molen de elementen trots doorstond , wisselden binnen de diverse sprekers elkaar af. Duidelijk werd wel welk een belangrijke rol de jonkheer binnen het geheel speelde. Zo’n acht jaar geleden, bij z’n komst in Friesland, gaf hij de voorzet die uiteindelijk het doel wist te bereiken “na jaren van letterlijk en figuurlijk zwoegen “. De Hollandsche Molen, vereniging van molens in Nederland , kwam al na een allereerste gesprek met haar directeur De Koning naar Nijemirdum. Rond Van der Meer, volgens Van Eysinga “de man die het moest doen ” , en de jonkheer werd een stichtingsbestuur gevormd met daarin de nodige notabelen waaronder notaris G .A .de Gelder ( secretaris) en Rabodirekteur De Boer (penningmeester) .Een belangrijke rol was ook weggelegd voor de Balkster Courant die voor veel publiciteit zorgde. Redacteur Slot heeft de stichting daarmee ongetwijfeld een grote dienst bewezen. Ook op deze plaats willen wij er nog maar eens op wijzen dat de medewerking van de pers voor dit soort projecten van onschatbare waarde kan zijn! Geld kwam er van de provincie met haar “toonaangevende monumentenverordening die erop neerkomt, wat molenbehoud betreft, als ’t Rijk niet doet wat de Provincie verwacht, dan neemt de provincie het voortouwen subsidieert 35% als de Gemeente ook 35% subsidieert.” Dat gebeurde dus, ook al stond de molen niet op de monumentenlijst. Het Prins Bernhardfonds en het Siderius Jikkemafonds droegen eveneens bij in de 225.000 gulden kostende restauratie . Veel vrijwilligerswerk verlichtte de lasten: het sloopwerk van “De Noordster” ( zie daarover de speciale bijdrage van Gijsbert Jan van Reeuwijk) , het transport van onderdelen, het zaagwerk op “De Rat” te IJlst, de houtschenking door de Provinciale Waterstaat, enz. Belangrijk was ook het werven van donateurs. Bestuurs- lid Van der Meer was hierin een kanjer: maar liefst meer dan 200 werden door hem aan het bestand toegevoegd .
Gevleugelde woorden
Dat het de molenstichting uiteindelijk gelukte om het karwei bekroond te zien met plaatsing op de monumentenlijst stemde een , ieder zeer tevreden. Zo sprak mevr. P.C. de Jong-Dijkstra namens het Gild dat ze verheugd en ingenomen was met het feit dat er weer een levend monument bijkomt. “Een gemeente die rijk is aan afwisselend natuurschoon. is zeker zo’n levend monument waard” , aldus de secretaresse die met behulp van haar man, die als opleidingscommissaris eveneens in het bestuur zitting heeft, een hekkel ten geschenke aanbood . De heer Klomp. bestuurslid van De Hollandsche Molen citeerde de gevleugelde woorden van wijlen ingenieur Rienks: “Ofbrekke is altyd noch mooglik en wei is wei. II Hij prees de vele mensen die de afbraakwoede afkeuren want “we doen ’t vooral voor wie na ons komen” , daarmee doelend op de strijd voor behoud. een strijd die ook op die eerste Open Monumentendag liet zien tot wat voor fraais zoiets kan leiden. Een baro- , thermo- en hygrometer bood en heer Klomp namens de landelijke molenvereniging aan. “Hoe langer ik meirin yn ‘e runte fan munegekken, hoe mear ik leau yn mearkes. wunders. It is hjoed it wunder fan Nijemardum.” aldus de voorzitter van De Fryske Mole, de heer Bokma. Over de sloop van “De Noordster” werd door de Friese molenstichting destijds niet meer moeilijk gedaan toen bleek dat herstel daar niet haalbaar was. Bokma: “W y seinen doe. as de Bildtboeren him net mear ha wolle. dan wolle se him yn Nijemardum wol ha en doe ’t Bildt de mole net mear hie. funen se rt spitich. II Ook werd ir. Rienks weer aangehaald: “Salang der twa stiennen op elkoar lizze is der noch in monumint.” Dat werd hier dus tot aan de Raad van State volgehouden. Zorgelijk liet Bokma zich tenslotte uit over de problemen rond de voor- financiering: “Hoe holde wy dy trein ridende. II hield hij de toehoorders voor. Als een zichtbare herinnering bood hij een Friese vlag aan. Tot slot spraken nog de heer Delen van de Sociale Werkvoorziening “Waghenbrugghe” die de restauratie uitvoerden een vertegenwoordiger van Dorpsbelang Nijemirdum die een envelop met inhoud overhandigde. De zon was inmiddels gaan schijnen zodat het hoog tijd werd om de officiële ingebruikname te gaan bijwonen.
Ald mûnder
H. v. Dijk: “As ik der oan tink, ha ik noch de blierren yn’e hannen. Geheel onverwacht maakten we op het molen erf kennis met de oud molenaar H. van Dijk. Deze tachtigjarige baas woonde destijds op Huiteburen te Nijemirdum .In 1956 heeft hij voor het laatst met de molen gemalen. Terwijl hij het gejaagde zwaaien der molenwieken aandachtig volgt , Vertelt hij over de dagen van toen. “Us heit wie fan 1862. Dy hat hjir jierren en jierren mundere. Hy wie ek fisker en fierders jage er wol en streupe fansels mar skriuw dat mar net op. It wie hjir achter de dyk doe noch Sudersee, no. 0, wat ha wy wol wat meimakke nachts, hjir op ‘e pôle. En as de mune dan mar wetter hie, dan koen en wy him wol hálde. Foar 275 gune yn’t jier bemealden wy him, mar wy hienen it neat net rom. Dat jild moast ik nammentlik dele mei buorman. Dat wie H. Sinnema. Foar dat lean moasten wy de tochtsleat ek hekkelje. As’t min waer wie, wienen wy tegearre.” Vanuit het bij de molen staande “fjúrhok” konden zij droog en beschut het toezicht op de molen houden. Dit was er geplaatst omdat de afstand naar de molen van- uit het dorp te groot was. Voor een apart molenaarshuisje had de particuliere Huitebuursterpolder ongetwijfeld geen geld beschikbaar. Volstaan werd daarom met een nachtmaaldershuisje waarvan we thans nog een gaaf exemplaar aantreffen bij de poldermolen “Victor” te Wanswerd. Daar noemt men het een “hantsje” , terwijl hetzelfde bouwsel bij boerderijen elders in de provincie bekend staat als “fjurhutte” , “fuurherne”, “hut(te)”, “fuurhokke”, “herntsje” of “herne”. Op het molenerf schieten Van Dijk de herinneringen weer te binnen aan die fatale nacht. “Der moast meald wurde. It wie al nei de oarloch. Doe ynienen bruts de skroefbalke trochmidden. 0, as ik der oan tink, ha ‘k noch de blierren yn ‘e hannen. De skroef hie troch dat mankemint gjin wurk mear te dwaan. Dat de mune fleach der oer. De giseljende wjukken foarmen ien swarte baan tsjin de wylde lof t. Ik wie der dy kears mei de soan. Om de mûne út de wyn te draaien, dêr wie gjin tiid foar. Mar ik ha him holden”, vertelt Van Dijk niet weinig trots. De vijzelbreuk had tot gevolg dat de molen niet zo best meer kamde. Dat hoefde toen trouwens ook niet meer want de polder besloot een stalen vijzel aan te brengen die voortaan door een dieselmotor werd aangedreven. Voor Van Dijk betekende dat het eind van z’n molenaarsloopbaan. Boer Meine Hoekstra kon de motor wel bedienen en toezicht was er bijna niet meer nodig. De molen werd onttakeld omstreeks 1956. Hoekstra deed de romp vele jaren later over aan de gemeente op voorwaarde dat hij gerestaureerd zou worden. De molen raakte wat uit het zicht, niet alleen vanwege de ingroei door een vlierboom, want hij ontbrak in het monumentenregister. Na de ruilverkaveling was de romp ineens van eigendom veranderd en er gloorde weer hoop. Toen een tweede verzoekschrift voor plaatsing op de landelijke Monumentenlijst ook werd afgewezen gingen maar liefst vier bezwaarschriften naar de Raad van State met het inmiddels wel bekende positieve resultaat. Zie daarvoor “de Utskoat” nr. 46 en 47.